Home |
concept
Hoe kom ik er? interessante links even binnenkijken? Open van: dinsdag - zaterdag 10u -18u30 zondag gesloten |
In de kijker |
|
Laat ons je contactgegevens na en wij brengen je geregeld op de hoogte via onze
Nieuwsbrief
nieuwsbrief archief |
|
Walter Lecompte
De bontwerker van de catwalk Bont is een vaste waarde geworden op de catwalks van Milaan en Parijs. Dat weet Walter Lecompte maar al te goed. Als Belgische bontwerker realiseert hij accessoires en jassen voor luxehuizen als Chanel en Loewe. Ver weg van de glamour en glitter, met zijn handen als troef. “Neen, ik ga niet zweven”. Een atelier dat uitkijkt op de kleine Brusselse Ring. Stapels vellen. Oude houten tafels, en een rist werktuigen die al een heel leven achter zich lijken te hebben. Walter Lecompte werkt er samen met zijn stikster Marie-Jeanne (“sinds altijd”) aan een eigen collectie die hij om de twee jaar showt, maar op het gros van zijn werk staat niet zijn eigen naam, wel die van Loewe en Chanel. Twee luxehuizen, voor wie hij respectievelijk de bontjassen en –accessoires maakt en de mutsen en sjaals van de minicollectie Cinq à Sept van ‘Les Satellites’. Wanneer we zijn atelier binnenlopen, heeft hij orylag-vellen in de hand. Een nieuw soort konijn dat gekweekt wordt in de streek van Poltrou Charentes en ongeverfd en in drie kleuren te krijgen is. Met die orylag realiseert hij momenteel enkele tientallen stuks voor Loewe, het Spaanse luxehuis dat in handen is van Louis Vuitton Moët Hennesey (LVMH), waar José Enrique Ona Selfa artistiek directeur is. Nu wil het toeval dat de Spanjaard aan de modeafdeling van La Cambre in Brussel studeerde, en dat Lecompte daar al geregeld studenten begeleidde bij het realiseren van enkele stuks in bont of konijn. “Ik ken José inderdaad al jaren”, vertelt Walter, in zijn bescheiden kantoortje naast zijn atelier, waar enkele met wit bont overtrokken poefs en ettelijke jassen uit de eigen lijn de dienst uitmaken. “In zijn vierde en vijfde jaar van La Cambre heb ik met hem samengewerkt. De samenwerking voor Loewe is redelijk nieuw. Een eerste keer maakte ik de prototypes voor het defilé. Dit jaar doe ik ook de productie van de bontjassen en de accessoires. José geeft aanwijzingen. Ik realiseer enkele prototypes en daarmee werken we nadien verder. Alleen de afstand maakt het moeilijk. Koerierbedrijven verdienen goed aan ons. Constant vliegen pakjes stalen heen en weer tussen Madrid en Brussel. En dat met moordende deadlines.” De samenwerking met Chanel duurt nu al drie jaar. Sinds de Belgische ontwerpster Laetitia Crahay, ook een oudgediende van La Cambre, daar meewerkt aan de accessoirelijn, om heel precies te zijn. “Moffen en kragen, polsbandjes, sjaaltjes, dat soort kleinere accessoires. Daar verloopt de samenwerking enigszins anders. Laetitia komt met een tekening van Karl (Lagerfeld, artistiek directeur van het huis, red) naar me toe, en dan doe ik enkele tests. Het is ook een heen en weer sturen van prototypes tot de uiteindelijke goedkeuring komt. En… geloof me, tot drie dagen voor het defilé wist ik niet of mijn prototypes op de catwalk zouden verschijnen. De meester moest beslissen, hé. Last minute.” Lecompte leerde het vak toen hij amper vijftien was. Hij begon op een eerste september als leerjongen bij de gereputeerde bontwerker Slachmuylder, die toen wel dertig mensen in dienst had. Lecompte zou er twaalf jaar blijven, met uitzondering van één jaar, toen hij zich in Parijs ging bekwamen bij André Sauzaie, in die tijd een groot man in wat heet: de haute fourrure. “Ze hadden er zelfs vijf coupeurs (knippers, red) en twee huismannequins in dienst. Het ging er op zijn Frans aan toe. Om tien uur pas beginnen, en nu en dan een glaasje champagne, zelfs als er niets te vieren viel.” In 1977 werd Lecompte zelfstandig bontwerker. Hij huurde een benedenverdieping in een huis in Laken en deed maakloon in zijn atelier. “Ik begon in een slechte periode, maar we weten intussen dat zoiets geen kwaad kan. Slachmuylder moest enige tijd later noodgedwongen zijn atelier afslanken en ik kon werk voor hem doen in maakloon. Met de jaren kon ik verhuizen naar een groter pand en enkele kleinere zaken die ermee ophielden overnemen. Veel fourreurs stopten omdat de bontsector het heel slecht deed. Mahy, Van de Wouwer en later zelfs Slachmuylder heb ik op die manier overgenomen. Wat daarbij van tel was? Het handelsfonds en het klantenbestand, de zogenaamde fichier. Er was ook emotie mee gemoeid. Slachmuylder zag in mij altijd wel zijn opvolger. De man is nu 93 jaar, ik zie hem nu nog wel eens.” Aanvankelijk wou Lecompte niet in de zaak van Slachmuylder stappen. “Ik had schrik van de veel te grote stock. En ik had niet de centen om zo’n atelier over te nemen. Maar Slachmuylder zelf had er veel voor over om mij zijn naam te zien verder zetten. (lacht)” Toch ging het parkoers van Lecompte niet over rozen. De jaren tachtig kenden een opmars van de antibontmentaliteit. Het was heel even pompen of verzuipen. Lecompte verhuurde de benedenverdieping van zijn pand, en zag zich genoodzaakt het grootste deel van zijn team te ontslaan. Een tijdje werkte hij alleen. Tot de zaken weer beter gingen en hij zijn trouwste stikster Marie-Jeanne opnieuw in dienst kon nemen. “Veertien jaar geleden besliste ik het over een andere boeg te gooien. Ik dacht aan bont voor een nieuwe generatie. Letterlijk. Door mijn contacten met La Cambre kende ik veel stylisten in spe. Ik vroeg aan Emmanuel Laurent, Martine Claessens en Olivia Hainaut om samen met mij een collectie op poten te zetten, en daarmee naar een accessoirebeurs in Parijs te trekken. Ik lichtte ook de pers in.” Het idee sloeg aan, en ‘Fur for @ new generation’ trok zelfs klanten als Barneys Japan, toch niet van de minste in modeland. “De meeste van mijn collega’s verklaarden me gek. Ze hielden vast aan het idee dat een bontwerker zich nog het beste vastklampt aan zijn trouwe klanten, en daarmee basta. Maar de recente geschiedenis heeft ons geleerd dat de meeste Belgische fourreurs hun atelier hebben zien verdwijnen. Ook de winkels draaien slecht en in de Franse en Duitse detailhandel gaat het er niet beter aan toe. Opvolging is er nauwelijks, en het gevoel van fin de carrière is enorm. Nog maar weinig bontwerkers maken een eigen collectie. De meeste overleven op herstellingswerk of kopen een collectie aan uit het verre oosten. Dat is nooit mijn keuze geweest. (denkt na) Weet je, de stiel gaat in Europa verdwijnen en lang zal dat niet meer duren. In Azië zitten ze te wachten om het handeltje over te nemen. Ze werken zeer snel en zeer goed. Vooral China is een markt om in de gaten te houden. Ze vinden het exotisch om voor Franse huizen te werken, en nadien die Franse producten in eigen land nog te vinden ook.” Verder kijken dan je eigen horizon, het is altijd wel iets typisch Walter Lecompte geweest. Zo was hij een van de eerste Belgische bontwerkers om inspiratie te gaan opdoen bij Saga Furs in Denemarken, een plek waar jonge designers van over de hele wereld de kans krijgen om bonttechnieken aan te leren. Walter is er intussen drie keer geweest, al dan niet in het gezelschap van designers, om er van ideeën te wisselen. “Bij Saga Furs valt er altijd iets te leren”, zegt Walter. “Ik ga er graag naartoe, om te studeren en te experimenteren. Ze willen daar ook dat je nieuwe technieken toepast. En geloof me, dat bont nu weer zo aanwezig is in het modebeeld, heeft veel te maken met de inspanningen van Saga Furs. Ze hebben gedurende de voorbije tien jaar constant designers naar Kopenhagen gehaald om hen te introduceren in de toch wel boeiende wereld van het bont. Momenteel kan Saga nauwelijks de vraag naar stages bijhouden.” Het is eraan te zien. Lecompte geniet vandaag weer van zijn job. “Niet dat ik ga zweven, zelfs niet wanneer ik tijdens het defilé van Loewe backstage raak en de show van dichtbij meemaak. Het is allemaal zeer indrukwekkend, maar ik heb mijn beide voeten op de grond. Altijd zo geweest trouwens.” Werken voor Loewe en Chanel is wel veel werk. De volumes zijn hoog (“ik ben dus verplicht werk uit te geven, omdat we het zelf niet gedaan krijgen”) maar de samenwerking is prettig en de erkenning groot. “Het klinkt misschien eigenaardig, maar ze laten ontzettend veel dingen toe. Je kan nieuwe technieken uitproberen, en zelfs nieuwe bontsoorten introduceren, getuige daarvan de orylag. Ik voel ook een grote appreciatie voor mijn werk. Ze luisteren naar me. Zo wou Lagerfeld (van Chanel, red) werken met chinchilla voor mutsen. Ik heb hem duidelijk gemaakt dat zoiets niet kon, dat die muts meteen zou scheuren. Het zou ook een fortuin kosten. Voor de show heb ik er twee gemaakt, maar de exemplaren die momenteel in de winkel liggen zijn van nerts. Dat Chanel me vertrouwt, doet deugd. Want, geloof me, dit is een métier. We zijn erg technisch bezig. En je kan niet verwachten dat iedereen alles van bont kent.” In het verleden werkte Lecompte ook voor Belgische ontwerpers zoals Ann Demeulemeester en Gérald Watelet, voor wie hij ook deze winter enkele sjaals en kragen heeft gerealiseerd. Door het vele werk in opdracht is de eigen collectie in samenwerking met Emmanuel Laurent en Olivia Hainaut ietwat op de achtergrond geraakt. “Nu gaan we al vier à vijf jaar niet meer naar Parijse beurzen, omdat die veel te duur uitvallen en we er amper iets aan overhouden. Ik moest ook keuzes maken, want plots dook Chanel als potentiële klant op. En nog eens… ik heb ook maar twee handen en ik hou vast aan mijn kleine structuur. Je weet maar nooit dat Chanel of Loewe volgend jaar met een andere bontwerker in zee willen gaan. Maar… met Olivia doe ik al en paar jaar een apart project. Ik heb natuurlijk ook nog mijn eigen klanten, voor wie ik in de zomer hun bontjassen bewaar en eventueel herstel. Of het oudere mensen zijn? Ze worden in mijn geval jonger. Maar dat proces gaat traag. Je komt hier als potentiële klant niet zo makkelijk binnenlopen. Dit is de Dansaertstraat niet.” Of ik wil zien wat straks bij Chanel en Loewe in de winkel hangt? Walter loopt naar zijn atelier en haalt er wat voorbeelden bij. Een ronduit schitterende sjaal van lynx, asjeblief. Zo licht als een veer, en als je goed kijkt, merk je ook de ingenieuze gaatjestechniek waarmee gewerkt is. “Lynx is uitzonderlijk, daar kan je niet dagelijks mee werken. Het is peperduur en uiteraard is lynx een beschermde diersoort, waardoor de vellen met welbepaalde papieren gepaard gaan.” Of er nog veel problemen zijn met de antibontlobby? Hij houdt zich even op de vlakte. Er wordt zoveel geschreven en gezegd, maar de sfeer lijkt rustiger dan een tijd terug, zegt hij. En dan dit: hoe het met zijn handen zit? Zijn die goed verzekerd? Walter Lecompte lacht en toont me één vinger die ooit geblokkeerd raakte bij een partijtje basket. “Het is simpel. Sindsdien basket ik niet meer.” Veerle Windels |